
‘Ik had een paar geliefdes, die als theekopjes waren waar ik mij elke avond in wilde verdiepen.‘ Wie dat zegt, is niet het soort mens dat van ontroering onder de indruk raakt. Maar de bedroefde student in pierrotkostuum valt haar op. En zit hij op een avond voor haar op de trap, dan neemt zij hem mee.
De binnenplaats van een Japanse universiteit, een afgelegen dorp in Oekraïne, Berlijnse clubs, een bus die zich door de nachtelijke Algerijnse woestijn een weg baant – dat zijn maar een paar van de plekken waar de helden van deze verhalen onderweg zijn, altijd in de een of andere aanblik verzonken, altijd bereid om voor de liefde op de vlucht te slaan, de schoonheid zelf in de ogen te kijken.
Zwierig slaat Ann Cotten een kameleontische waaier open – geaquarelleerde zeekomkommers van de ene kant, van de andere kant mensen, getroebleerd door de liefde. De wendbaarheid van haar poëzie vinden we in deze verhalen terug: ze zijn speels en cynisch, openhartig en toch onweerstaanbaar.
in voorbereiding najaar 2018
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.