Rampa’s kundigheid bestond erin de agressie vastberaden, dus even agressief als de agressie die tegen hem in stelling werd gebracht, af te weren en zijn tegenstander tegelijker tijd duidelijk te maken dat hij eventueel tot een verzoening bereid was. Rampa wilde op dat moment ontzettend graag niet vechten, zo begreep de reporter, en dat was natuurlijk het zwakke punt van Rampa’s positie. De strijd uit de weg gaan kon hij alleen als hij Manni te verstaan gaf dat hij zou vechten, ook als hij liever wat anders deed.
Rampa zei: ‘Ik heb je gegroet, volslagen idioot die je d’r bent.’
Toen rustiger, Rampa’s hand bleef op het whiskyglas liggen: ‘niet zo stressen, Manni. Wat is er aan de hand? Wat wil je van me?’
En even plotseling als hij gekomen was, draaide Manni zich om en droop af naar zijn hoek.
Raoul schudde zijn hoofd.
Rampa: ‘Dat was nog niet alles. Moet je opletten. Die is er zo weer.’
En aan de reporter legde rampa uit: ‘Dat is een worstelaar. Die mag niet al te dicht bij je in de buurt komen. Altijd netjes blijven zitten. Drinken. Geruststellen. En als hij terugkomt, haal ik het glas door zijn gezicht.’
De reporter wilde nogmaals weten wie deze Manni precies was. ‘Dat is een klootzak, een volstrekte nul, weet ik veel. Als je zo’n godsgruwelijke lichtjesketting hebt, dan is hij het aller laatste lichtje.’
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.