Schwindel­ Schweiz

We reden plankgas door de stad, achter de sluis langs over de Havel, door de Dammhaststraße en de Philipp­ Müllerstraße: de weg die ik een paar uur geleden nog te voet had afgelegd. De auto was een Skoda Superb, zwart, met leren bekleding. achter het stuur zat Crooner, de zanger van de band. Volgens Raoul oefende hij een burgerlijk beroep uit. Een goed uitzien­de man, voor zover dat vanaf de achterbank was uit te maken. Slank, sterk, een smal gezicht, lichtblauwe, koude ogen, een verzorgd, niet overdreven kortgeknipt kapsel. Geen tatoe­ages. Deze Crooner was een heel ander type jongeman dan zijn bijrijder Raoul: meer burgerlijke genen. Crooner zag eruit als een verzekeringsman.

Hij zag er niet per se uit als een rock-­’n- roll zanger, meer als iemand die tijdens een feestje vrij goed een rock-­’n­-roll Nach Deutschboden­zanger kon nadoen. Crooner rookte. Raoul zat voorin naast hem en rookte ook.
Crooner had een gestreepte trui aan. Raoul had net zulke kleren aan als tijdens onze eerste ontmoeting: Een pet, een T-shirt, een spijkerbroek, sportschoenen. Raouls haargrens, onder zijn pet, zag er fris geschoren uit. Raoul: ‘Ik heb er een hekel aan als het zo achter in je nek hangt.’ Crooner zei over zijn auto: ‘Was niet zo duur. Eén jaar oud.’
De reporter legde aan Crooner uit dat hij zo nu en dan met zijn opnameapparatuur in het rond zwaaide, omdat hij repor­ter was en altijd alles moest opnemen. ‘Toe maar,’ zei Crooner. De mythe Schwindel­-Schweiz moest opgehelderd worden. Ik vroeg de jongens – de Olympusstick hield ik tussen de twee hoofden op de voorbank – wat Schwindel­ Schweiz be­tekende en waar die betoverende wijk lag.