De enige en zijn eigendom, Max Stirner

De enige en zijn eigendom, Max Stirner

in voorbereiding

Voorwoord – Johan van Eeckhout
Inleiding – Jason McQuin
De enige en zijn eigendom

Max Stirner, pseudoniem van Johann Caspar Schmidt (Bayreuth, 25 oktober 1806 – Berlijn, 26 juni 1856) was een Duitse filosoof. Stirner werd geboren in 1806 en studeerde aan de universiteiten van Berlijn, Erlangen en Koningsberg. In Berlijn volgde hij onder andere de hoorcolleges van G.W.F. Hegel (1770-1831). Tussen 1839 en 1844 was hij leraar geschiedenis en literatuur, maar maakte hij ook deel uit van “die Freien”, een groep van leraren, studenten en journalisten onder de hoede van de links-hegeliaan Bruno Bauer (1809-1882).

Zijn voornaamste werk, met als titel Der Einzige und sein Eigentum, werd in 1844 gepubliceerd. Het had destijds een grote weerklank onder ‘die Freien’ en werd druk becommentarieerd. Een echt commercieel succes werd het echter nooit, en vanaf 1847 zou Stirner een uiterst armoedig bestaan geleid hebben

De vraag waarom men ertoe gekomen is om De enige en zijn eigendom te vertalen en opnieuw uit te geven, stelt zich in zekere zin altijd als een strikvraag. Goeie redenen zijn er altijd wel te vinden. Je draait en keert het tijdsgewricht bijvoorbeeld en vindt altijd wel één of ander opzicht dat net dit boek daarmee in gesprek plaatst. Of je besluit dat voorgaande vertalingen en uitgaven niet aan bepaalde eisen voldeden: dat ze te veel aan het jongleren gingen met de oorspronkelijke tekst of haar integendeel angstvallig in haar zuiverheid wilden laten. Of minder vormelijk: dat het werk slecht of eenzijdig gekaderd en ingeleid werd en de lezersneus dus in de ene eerder dan een andere richting geleid werd.

Elk van die redenen houdt steek en elk van hen ligt tot op zekere hoogte ten grondslag aan deze nieuwe uitgave. Toch is er altijd één reden, die zich lijkt te verschuilen achter die andere redelijke verschansingen en dat is de persoonlijke verhouding die een vertaler met een boek ontwikkelt – de verhouding die hem, in een opwelling van verliefdheid, doet besluiten tot een vertaling. Voor zowat elk ander boek kan men er zich in een voorwoord dus vanaf maken met redenen die op de tafel van de redelijkheid uitgestald worden, zonder dat ook maar iemand zich zal afvragen wie die tafel precies gedekt heeft. De enige daarentegen herinnert de vraagsteller er voortdurend aan dat de vraag uit hem ontstaat en het antwoord slechts in die ontstaansgrond wortel kan schieten.

Misschien is dat ook één van de redenen waarom dit boek zo koppig weerstand biedt aan de lezer die zich verwacht aan de volgende filosofische klassieker uit de boekenkast. Die begint eraan als aan een uiteenzetting met andere filosofische systemen en vooronderstellingen; een boek dat de weetgierigheid overtuigend bevredigt en ons verder niet te veel uit het lood slaat. Die lezer legt het boek teleurgesteld of beledigd naast zich neer. Teleurgesteld, want in plaats van een nieuw gewichtig filosofisch bouwsel van vooronderstellingen, vindt hij, bedolven onder het puin van al dat beschavingswerk, het unieke, lijfelijke ik terug als eerste en enig mogelijke voorwaarde voor elk levend denken. Beledigd, want het vlijmscherpe pleidooi dat daaruit volgt voor een voldragen egoïsme, kan hij vanuit zijn culturele plooi niet onderschrijven. Maar waar het denken absolute grenzen trekt, geeft het leven soms een smokkelroute aan: op een dag neemt hij dat rare boek weer vast en leest dezelfde regels met een nieuw begrip. Zo heeft dit boek mij telkens weer bij de kraag gevat en bevraagd. De lezer wens ik hetzelfde toe. De enige is een reisboek: draag het mee in je ransel, maak er het jouwe van, verslijt het, laat er een spoor van leven in achter.

vertaling, redacteur Johan van Eeckhout www.max-stirner.org  

 

De enige en zijn eigendom, Max Stirner