De bezoekers zaten op stoffige zitbanken

Het Witte BoekHet centrum van Berlijn was destijds nog één grote puinzooi. De bewoners hadden zich na de oorlog niet beziggehouden met de wederopbouw van hun platgebombardeerde huizen. Ze hadden simpelweg de gebroken ruiten van hun winkels uit de pui geslagen en de open gaten dichtgemetseld. Daarachter verkochten ze boombast, de scherven van hun ruiten en weipoeder. Vijfenveertig jaar lang. Toen kwamen er jongeren uit het westen, die namen hun intrek in de leeg gebleven winkels en woningen, en verkochten drank aan de andere jongeren die naar Berlijn kwamen. Een café waar ik op mijn eerste avond naar binnen ging, was niets anders dan een volledig ingerichte woning die al twintig of dertig jaar lang niet betreden was. Een nieuwsgierige student had hem opengebroken en besloten om er een bar van te maken. Slechts zeven kaarsen zorgden voor licht. In de keuken stond een zwarte man die schnaps met citroen verkocht. De bezoekers zaten op stoffige zitbanken en rookten. Anderen trokken boeken uit de enorme achtergelaten bibliotheek en lieten hun ogen, al bladerend, over de bladzijden gaan.